Op vrijdag 22 september 1944 werden grote delen van onze regio bevrijd door de Engelsen. Duitse bezetters trokken zich terug vanuit Stiphout achter de oostkant van de Zuid-Willemsvaart en vanuit Mierlo trokken de geallieerden richting Helmond-West. In Mierlo-Hout was de strijd hevig. Van het gevecht bij het spoor en de Hoofdstraat bestaat een uniek ooggetuigenverslag van Francien Coolen, tegenwoordig mevrouw Hermans (83) uit Dierdonk.
“Ik woonde in die tijd nog bij mijn ouders die op de hoek van de Parallelweg-Hoofdstraat een schoenwinkel hadden. Deze was al door de Duitsers geplunderd en ook beschadigd. De bomengalerij voor de winkel aan de kant van de Hoofdstraat was door terugtrekkende Duitse pantervoertuigen omver gereden en alle winkelruiten waren vernield. Alles was met planken dichtgetimmerd. op 20 september waren ook wij naar de Lungendonk gevlucht.
De dichtgeplankte schoenwinkel op de hoek Parallelweg/Hoofdstraat. De foto is van na de bevrijding op 22 september 1944. (Foto: M. Coolen SR. Archief Cofoto)
Donderdags besloot ik terug te gaan om thuis ons varken en konijnen te gaan verzorgen. Later die dag kwam ook Hendrik Görtz, de vriend van mijn broer Toon, om van schuiladres te wisselen. Toen begon de vanuit Mierlo afkomstige beschieting op Mierlo-Hout. We probeerden nog naar Lungendonk terug te gaan, maar werden door de Duitsers tegen gehouden. Later probeerden wij het nogmaals, maar toen werd het verboden zelfs ons huis te verlaten. Er waren toen veel Duitsers in de buurt die zeer gespannen waren. En ook drongen de Duitsers de veelal verlaten huizen in de buurt binnen. Om als meisje zo weinig mogelijk op te vallen had ik een overall aangetrokken en een pet opgezet. We verbleven in onze kelder maar ’s nachts kwamen daar ook Duitsers. Even waren we bang dat ze op zoek waren naar Hendrik maar voor hem hadden ze geen belangstelling. Ze moesten eten en daar hadden ze voor gezorgd door, vermoedelijk in de boerderij tegenover, eieren en brood weg te halen. Ik hoefde allen maar te bakken.
De Mierlo-Houtse Hoofdstraat 1939-40.Toen nog ‘n vredige winter. Links de meisjesschool en het zustersklooster. Rechts de boerderij van Kijzers. (Foto: M.Coolen SR. Archief Cofoto)
Ze gedroegen zich verder correct. Een van hen, een wat oudere soldaat, moet angstige voorgevoelens gehad hebben. Hij gaf mijn zijn portefeuille en vroeg mij die te bewaren. Zou er iets met hem gebeuren, wilde ik ze dan naar de familie in Pommern sturen? Helaas voor hem heb ik dit moeten doen. Hij werd een paar uur later tijdens de aanval gedood door een granaat die terecht kwam op de bovenverdieping van de woning aan de Zuid-Parallelweg.(Houtse-Parallelweg) Het was zo laat geworden dat die nacht van slapen niet veel meer kwam. Vrijdagmorgen begon de aanval rond half zeven en hoorde ik overal schieten. Voorzichtig besloot ik te gaan kijken en ging naar de werkplaats op de hoek van ons huis aan de Parallelweg. Ik geneerde me, want sprak toen nog geen woord Engels. Dat bleek ook niet nodig, want de man was een Nederlands soldaat van de Irene-brigade die voor de Engelsen een verkenning uitvoerde. Hij was achter langs het zusterklooster en de meisjesschool aan de Hoofdstraat gekomen.
Hij gaf mij een paar sigaretten en vroeg of ik wist waar de Duitsers waren. Daarna verdween hij weer achter het klooster. Het schieten werd heviger en de spoorweg wachters woning aan de overkant werd getroffen. Nu zag ik Duitsers over de spoorbaan rennen en sommige gingen met mitrailleurs tussen de rails liggen. Anderen renden met Panzerfausten door de spoorsloot in de richting van het huis van Dupré, (In de richting van het huidige station) daar zag ik ook door de witte ster op de tanks dat het Engelsen waren die achter [noordzijde] het spoor mijn richting uitkwamen. Langs en achter de tanks zag ik ook Engelse soldaten lopen. Het was een afschuwelijk gezicht want ik zag dat zowel Engelse als Duitsers geraakt werden en bleven liggen. Sommige Duitsers bleven vuren tot de tanks misschien twintig meter van ze af waren. Dan gooiden ze hun mitrailleur [MG 42] weg en staken hun handen omhoog. op vrijwel hetzelfde moment reed een Engelse tank over de hoofdstraat het stopte vlak voor de overweg, pal voor ons huis, vurend met zijn mitrailleurs. Daarna volgde een doffe harde knal en zag dat de bemanning van de tank er heel snel uitsprong. een van hen was gewond en kroop langzaam de openstaande poort van de boerderij tegenover ons binnen. Er kwamen meer tanks over de Hoofdstraat. Zij reden de overweg over. Ook de tank die geraakt was werd weer bemand en bleek toch nog te kunnen rijden.
Helpen
Al in 1940 had ik E.H.B.O- opleiding gehad en ik was actief lid van het Rode kruis. Ik realiseerde me dat ik moest helpen. ik twijfelde of in de spoorweg wachters woning nog mensen waren. Rennend ben ik daar eerst gaan kijken, Maar daar was niemand meer. Daarna ben ik naar de Engelse soldaat in de boerderij gerend, in de hoop voor hem iets te kunnen doen. Het was eigenlijk nog een jongen, een paar jaar jonger dan ik. Later bleek dat niets hem meer had kunnen helpen. ik heb hem nog een tijd in mijn armen gehouden totdat andere Engelse soldaten kwamen en hem overnamen. Hij was toen al overleden. Zoiets vergeet je natuurlijk nooit. Het gevecht verplaatste zich naar de Mierloseweg. Ik had mijn vuurdoop gehad en ben gaan helpen gewonde Houtse mensen te verzorgen. Ook bij het bergen van een aantal doden heb ik meegewerkt. De lichtgewonden werden onder andere naar het zusterklooster gebracht en de zwaargewonden met Engelse ambulances naar het ziekenhuis in Geldrop”